Investering in steunzone levert vrijstelling van doorstortingsverplichting van bedrijfsvoorheffing op

Ondernemingen die willen investeren in ‘steunzones’ krijgen daarvoor van de overheid een fiscaal steuntje in de rug. Ze moeten een 25 % van de bedrijfsvoorheffing (BV) die ze inhouden op de lonen van (nieuwe) werknemers, aangeworven naar aanleiding van de investering, niet doorstorten. Let op: ze moeten de BV wél inhouden op het loon van deze werknemers, ze zijn enkel niet verplicht door te storten. Deze maatregel kadert in de relancewet, die de economie terug moet aanzwengelen.

Wat is een 'steunzone'?

De relancewet heeft precies gedefinieerd welke gebieden er als steunzone kunnen worden aangemerkt. Het initiatief voor de erkenning van een steunzone ligt bij de gewesten, die voorstellen kunnen doen aan de minister van Financiën. Een steunzone kan voor maximum zes jaar erkend worden. Het moet gaan om een zone waarin een collectief ontslag heeft plaatsgevonden. Hiermee wordt bedoeld een ononderbroken zone van 20 km2 en binnen een cirkel met een straal van maximaal vijf km, waarbinnen in een periode van drie jaar ten minste 500 werknemers door ontslagen zijn getroffen in één of meerdere vestigingen van één of meerdere ondernemingen. Als de voorgestelde zone een hoge graad van jeugdwerkeloosheid kent, wordt de eis van 500 ontslagen teruggebracht tot 250. 

Op de formaliteiten om een zone als steunzone te laten erkennen, gaan we verder niet meer in.

De fiscale steun voor wie investeert in een steunzone

De bedrijven die investeren in een dergelijke zone, worden daarvoor fiscaal beloond. Ze moeten gedurende twee jaar een gedeelte (25 %) van de bedrijfsvoorheffing ingehouden op het loon van de nieuwe personeelsleden die naar aanleiding van de investering aan de slag konden, niet doorstorten. Ze moeten de BV wel inhouden op het loon, maar mogen die vervolgens zelf houden.

Investeringen die in aanmerking komen

Het moet gaan om een investering in materiële of immateriële vaste activa, waar de onderneming gewestelijke steun voor ontvangen heeft. 

De volgende investeringen komen in aanmerking:

een nieuwe inrichting opstarten;

de capaciteit van een bestaande inrichting uitbreiden; 

de productie van een inrichting diversifiëren, bv. met producten die voordien niet in de inrichting werden vervaardigd; 

het totale productieproces van een bestaande inrichting fundamenteel wijzigen.

Daarnaast geldt de regeling ook voor investeringen in de overname van materiële of immateriële vaste activa van (i) een vestiging van een derde-werkgever die gesloten zal worden volgens de wet-Renault, (ii) een onderneming die in een procedure van gerechtelijke organisatie zit of (iii) een onderneming die failliet verklaard is.

Investeringen in de bepaalde sectoren zijn uitgesloten: activiteiten in de ijzer- en staalindustrie, de synthetische vezelindustrie, de visserij en aquacultuur, de land- en bosbouwsector.

Nieuwe arbeidsplaatsen creëren

De vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing geldt niet voor alle door de werkgever uitbetaalde bezoldigingen. Er moeten namelijk nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd worden binnen de 36 maanden na één van de hierboven genoemde investeringen. De vrijstelling geldt dan voor de BV ingehouden op het loon van die nieuwe werknemers.

Een arbeidsplaats is nieuw als daardoor het totaal aantal werknemers in de betrokken vestiging toeneemt in vergelijking met het gemiddelde aantal werknemers tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de voltooiing van de investering. Bij een overname van materiële of immateriële vaste activa worden alle arbeidsplaatsen als nieuw beschouwd.

De gecreëerde arbeidplaatsen drie jaar behouden in de onderneming

Bovendien moeten de nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen gedurende drie jaar in de onderneming behouden blijven. Pas als de werkgever dat kan aantonen, wordt de vrijstelling definitief. De ondernemer moet als bewijs een bijlage indienen bij de aangifte in de inkomstenbelasting van het derde aanslagjaar volgend op het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk waarin de nieuwe arbeidsplaats werd ingevuld. Als de werkgever dat niet op tijd aantoont, moet de niet-doorgestorte BV alsnog doorgestort worden. Het model van de bijlage moet nog bij koninklijk besluit bepaald worden.

Voorbeeld

Onderneming X doet een investering in een erkende steunzone en creëert een nieuwe arbeidsplaats in 2014 (aanslagjaar 2015). Het derde aanslagjaar volgend op dat aanslagjaar is 2018. In de aangifte van 2018 moet X dus een bewijs meesturen dat de in 2014 ingevulde nieuwe job drie jaar (dus minstens tot 2017) behouden is gebleven.

Formaliteiten

Om de vrijstelling te kunnen krijgen, moet de werkgever het bewijs leveren dat hij alle voorwaarden i.v.m. de nieuwe arbeidsplaatsen vervult.

Daarnaast moet de onderneming uiterlijk bij aanvang van de investering een formulier voorleggen waarin de gegevens over de opzet en financiering van de investering, de verwachte voltooiing, en het aantal verwachte nieuw gecreëerde jobs wordt uiteengezet.

Als de periode tussen de indiening van dit formulier en de verwachte voltooiing van de investering met meer dan de helft wordt overschreden, of als niet aangetoond wordt dat de nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen betrekking hebben op de investering, heeft de onderneming geen recht op de vrijstelling.

Beperkingen

Het gunstregime is aan de volgende beperkingen onderworpen:

Niet cumuleren met andere vrijstellingsregimes: een werkgever heeft geen recht op de vrijstelling als voor de betaalde bezoldiging al een vrijstelling geldt op basis van een andere maatregel.

Maximum bedrag: de vrijstelling van doorstorting van BV is per werkgever beperkt tot een maximum van 7,5 miljoen EUR.

Maximum periode: de vrijstelling kan maximum gedurende twee jaar genoten worden.

Voorwaarden voor kmo's tgo andere ondernemingen

Voor deze regeling wordt de Europese kmo-definitie gehanteerd (die uitgewerkt werd in het kader van de staatssteunregeling). Het gaat om een onderneming die voor 
het laatste of het voorlaatste afgesloten belastbaar tijdperk en gedurende ten minste twee opeenvolgende belastbare tijdperken een jaargemiddelde van het personeelsbestand in dienst heeft van minder dan 250 personen en waarvan de jaaromzet (exclusief de btw) 50 miljoen EUR niet overschrijdt of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt. Deze definitie wijkt af van (is ruimer dan) de definitie van kleine vennootschappen, zoals bepaald in het Belgisch Wetboek van Vennootschappen.

De hierboven geschetste regeling is van toepassing op kmo's. Voor grote ondernemingen gelden dezelfde voorwaarden, behoudens de volgende afwijkingen:

voor andere ondernemingen dan kmo's is het systeem beperkt tot investeringen in zones van 'groep A' (dit is een juridisch-technische indeling van de zones waarop we niet verder ingaan); 

andere ondernemingen dan kmo's moeten de nieuwe arbeidsplaats gedurende minstens vijf jaar behouden; 

voor andere ondernemingen dan kmo's is het systeem ten slotte ook beperkt tot investeringen in materiële of immateriële vaste activa die verband houden met hetzij de oprichting van een nieuwe inrichting, hetzij de diversificatie van de activiteit van een inrichting, op voorwaarde dat de nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar is met de activiteit die voordien in de inrichting werd uitgevoerd.

Uitgesloten ondernemingen

Ondernemingen (i) waarvoor een aangifte of vordering tot faillietverklaring is ingesteld, of (ii)  waarvan het beheer van het actief geheel of ten dele is ontnomen of (iii) waarvoor een procedure van gerechtelijke reorganisatie is opgestart of (iv) die ontbonden is of vereffend wordt of (v) waarvan ten gevolge van geleden verlies het nettoactief is gedaald tot minder dan de helft van het vaste gedeelte van het maatschappelijk kapitaal en waarbij het geleden verlies in de laatste twaalf maanden vóór de investering meer dan een kwart bedraagt van het vaste gedeelte van het maatschappelijk kapitaal, zijn van het systeem uitgesloten.