Meerwaarden op aandelen: vier hypotheses

Als uw vennootschap meerwaarden realiseert op aandelen, kan die meerwaarde aan verschillende fiscale regimes onderworpen worden. Naar gelang het regime is de meerwaarde vrijgesteld of wordt het aan een ander tarief (bv. 0,4 % of 25 %) belast. Welk regime er wordt toegepast, hangt onder meer af van de vraag of uw vennootschap groot of klein is, hoelang u de aandelen behoudt, …

Onder aandelen wordt hier begrepen: alle aandelen waarvan de inkomsten als dividend worden aangemerkt. Het gaat dus niet enkel om aandelen die het maatschappelijke kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen. Ook meerwaarden op winstbewijzen vallen onder de regeling die we hier beschrijven. Deze regimes gelden niet voor: inschrijvingsrechten, warrants, converteerbare obligaties en aandelenopties.

Hypothese (1): vrijstelling als er aan de taxatievoorwaarde voldaan is

Meerwaarden op aandelen worden van belasting vrijgesteld, als eventuele inkomsten uit deze aandelen (bv. dividenden) in aanmerking zouden komen voor de dbi-aftrek. Om de vrijstellingsvoorwaarden te kennen, moeten we dus kijken naar de toepassingsvoorwaarden van de dbi-aftrek. Enkel de taxatievoorwaarde van de dbi moet worden vervuld. Dit wil zeggen dat de uitgekeerde dividenden bij de uitkerende vennootschap al eens belast moeten zijn. Met andere woorden: de vrijstelling geldt niet voor aandelen van vennootschappen die gevestigd zijn in landen waar ze niet belast worden of waar ze aan een 'aanzienlijk gunstiger' fiscaal regime zijn onderworpen dan in België. 

Of deze voorwaarde vervuld is, wordt bepaald op het moment van de verwezenlijking van de meerwaarde ( = bij de vervreemding van de aandelen).

Hypothese (2):  25 % als de aandelen minder dan één jaar in volle eigendom werden behouden

Om van de vrijstelling te kunnen genieten moet de vennootschap de aandelen ten minste één jaar ononderbroken in volle eigendom houden. Het aanhouden van de aandelen in vruchtgebruik is niet voldoende.

Als de houdperiode niet werd gerespecteerd, wordt de meerwaarde onderworpen aan een belasting van 25 %  (verhoogd met de 3 % aanvullende crisisbijdrage geeft dat 25,75 %).

Voor aandelen die werden verkregen bij een belastingneutrale verrichting, wordt er om de houdperiode te berekenen, gekeken naar de datum waarop de aandelen verkregen werden door de inbrengende of de overgenomen vennootschap.

Voorbeeld

Vennootschap A heeft een aandelenpakket X gekocht op 12 maart 2013. Op 11 oktober 2013 wordt A overgenomen door vennootschap B. Op 13 maart 2014 verkoopt B het aandelenpakket X. Om te oordelen of B de houdperiode van één jaar in volle eigendom heeft gerespecteerd, wordt er niet gekeken naar 11 oktober 2013 (datum van de overname), maar naar 12 maart 2013 (datum waarop de overgenomen vennootschap de aandelen heeft verworven). De houdperiode is dus nageleefd.

Hypothese (3): 0,4 % belasting als de  vennootschap  'groot' is

Zelfs als er aan de voorwaarden in hypothese (1) en (2) voldaan is, is een meerwaarde op aandelen toch belastbaar als de realiserende vennootschap niet klein is in de zin van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen. Daarvoor gelden criteria als balanstotaal, omzet en personeelsbestand.

Het tarief van deze meerwaardebelasting op aandelen van 'grote' vennootschappen bedraagt 0,4 %  (verhoogd met de 3 % aanvullende crisisbijdrage geeft dat 0,412 %).

Hypothese (4): het gewone tarief als de inkomsten niet in aanmerking komen voor de dbi-aftrek

Als de aandelen niet in aanmerking komen voor de dbi-aftrek, zijn de eventuele meerwaarden belastbaar aan het tarief waaraan de andere winsten van de onderneming worden belast (normaal dus 33,99 % vennootschapsbelasting).